3. Sequentiële problemen
3.1 Principe functiediagram
In volgende figuur zie je een voorbeeld van een functiediagram. Dit blokschema geeft een proces in stappen weer. Het functiediagram gebruiken we als basis om het PLC-programma op te bouwen. Deze methode noemt men de Grafcet-methode.

In het handboek lees je meer over het toepassingsgebied en de voordelen van het gebruik van een functiediagram.

3.2 Stappen of fasen

Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Wat is een stap?
Soorten stappen

Wat is een stap?

Een proces kun je meestal opsplitsen in stappen.
Klik op de figuur om het proces te zien.

Klik om het proces te zien

Je kunt drie stappen onderscheiden:

Soorten stappen
Achtereenvolgens zie je:


3.3 Acties, overgangen en overgangsvoorwaarden
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Acties
Overgangen en overgangsvoorwaarden

3.3.1 Acties
Vaak moeten er in een stap acties ondernmomen worden, bijvoorbeeld een machineslede die naar rechts moet bewegen. Je geeft dat als volgt weer:


Soms moeten er meerdere acties in een stap gebeuren. Je kan dat op 2 manieren in een functiediagram weergeven:

3.3.2 Overgangen en overgangsvoorwaarden
Om van de ene stap naar de volgende te gaan moet er aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn.

Soms zijn er verschillene overgangsvoorwaarden. Die kunnen met een logische functie weergegeven worden. In het volgend voorbeeld evolueer je naar stap 15 als aan de voowaarden a EN b EN c voldaan zijn.

Stijdende (positieve) of dalende (negatieve) flank als voorwaarde:

Klik voor voorbeeld negatieve flank

Klik op de vorige figuur om een voorbeeld van een negatieve flank te zien.
Oefening: delen van een functiediagram
Welke delen worden op volgende figuur aangeduid?
Kies uit: ruststap of initiële stap, gewone stap, overgang met positieve flank, overgang met status 1, actie.

3.4 Beschrijvend functiediagram
In het beschrijvend functiediagram wordt het proces zonder technische gegevens beschreven. Het is ook door niet-technici te begrijpen. Als voorbeeld zie je het beschrijvend functiediagram van de sledebesturing.


Oefening: dahlanderschakeling
Als je op de startschakelaar drukt zal een dahlandermotor eerst 1 minuut met een lage rotatiefrequentie draaien. Daarna draait hij verder met de hoge rotatiefrequentie. Als de stopschakelaar bediend wordt, stopt de motor, het proces is afgelopen. Ontwerp het beschrijvend functiediagram.
Tip: Voor de hoge snelheid heb je 2 acties nodig.
Info over de dahlandermotor:


Oefening: verwarmingsinstallatie
Als je op de startschakelaar drukt en als het deurcontact van de oven gesloten is, schakelt de verwarming in. 15 sconden later, begint een ventilator te draaien. Als de temperatuur bereikt is schakelen de verwarming en de ventilator uit. Het proces is afgelopen. Ontwerp het beschrijvend functiediagram.

In het handboek vind je andere oefeningen.

3.5 Technologisch functiediagram
In het technolgische functiediagram worden technische gegevens geplaatst, waardoor het mogelijk wordt het PLC-programma te schrijven.


Om het technologisch functiediagram te maken moet je eerst de in- en uitgangen vastleggen die je zult gebruiken om de schakelelementen en de actoren aan te sluiten. Dit doe je in de toewijzingslijst of adressenlijst.
Klik hier voor de slede met technische gegevens en de adressenlijst:

Oefening: dahlanderschakeling
Een dahlandermotor moet eerst 1 minuut met een lage rotatiefrequentie draaien. Daarna draait hij verder met de hoge rotatiefrequentie. Als een NG-eindstandschakelaar (I 0.2) bediend wordt, stopt de motor, het proces is afgelopen. Ontwerp het technologisch functiediagram.
Startschakelaar (NO): I 0.1
Lage snelheid: Q 2.1; hoge snelheid: Q 2.2 en Q 2.3
Het beschrijvend functiediagram heb je in een vorige oefening opgelost.
Info over de dahlandermotor:

Oefening: verwarmingsinstallatie
Als je op de startschakelaar (I 124.1) drukt en als het deurcontact van de oven gesloten (I 124.5) is, schakelt de verwarming (Q 124.1) in. 15 sconden later, begint een ventilator (Q 124.2)te draaien. Als de temperatuur bereikt is (I 124.2), schakelen de verwarming en de ventilator uit. Het proces is afgelopen. Ontwerp het technologisch functiediagram.
Het beschrijvend functiediagram heb je in een vorige oefening opgelost.

Oefening: start/stop met één drukknop
Een lamp (Q 124.3) moet met één drukknop (I 124.1) in- en uitgeschakeld worden. Ontwerp het technologisch functiediagram.

In het handboek vind je andere oefeningen.

3.6 Omzetten vormen van het technologisch functiediagram naar een PLC-programma

Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Principe
PLC-Programma
De initialisatie
Memoriseren of onthouden van een fase
Oefeningen omvormen technologisch functiediagram naar PLC-programma

3.6.1 Principe
Het PLC-programma splitsen we in 2 delen:
- de EVOLUTIE
- de ACTIES.
3.6.2 PLC-Programma
De EVOLUTIE

Om naar een stap te evolueren moet de vorige stap actief zijn.
Klik hier voor het ladderdiagram waarbij dit is verduidelijkt :


Als een stap actief wordt, moet de vorige uitgeschakeld worden.
Klik hier voor het ladderdiagram waarbij dit is verduidelijkt
:

Oefening:
Vorm het fuctiediagram om naar een ladderdiagram.


Oefening: instructielijst slede
Stel de instructielijst op van het functiediagram van de slede.


Als er bij de PLC de mogelijkheid bestaat om de S en de R-instructie van elkaar los te koppelen dan kun je best het programma schrijvan als volgt. Deze methode heeft als voordeel dat er steeds maar 1 stap actief is. Bij de vorige methode zijn er bij de scan waarbij de evolutie gebeurt, 2 achtereenvolgende stapmarkers met status 1. Bij sommige processen kan dat een probleem geven.


De ACTIES

3.6.3 De initialisatie
Als je het vorige programma in de PLC brengt, zal het programma niet werken omdat bij het in run brengen van de PLC al de markers (ook de ruststap!) toestand 0 hebben.
Klik hier voor een figuur waarop dit verduidelijkt is :

We passen het programma aan zodat de ruststap bij het in "Run" brengen van de PLC, de ruststap toestand 1 krijgt.
Mogelijkheid 1
Bij het in werking stellen van het proces, bedien je een schakelaar die de ruststap activeert. In het voobeeld is die schakelaar aangesloten op I 124.7.


Mogelijkheid 2
We maken een klein pogramma waarbij een marker gedurende de eerste scan "1" wordt bij het in "Run" brengen van de PLC. Die initialistaiemarker is in het voorbeeld M 100.5

Volgende figuur toont een voorbeeld van een initialisatieprogramma.

Klik hier voor uitleg over het initialisatieprogramma :
Het volledige ladderdiagram met initialisatie, evolutie en acties:

Mogelijkheid 3 van initialiseren vind je onder 3.6.4

3.6.4 Memoriseren of onthouden van een fase
In het evolutiegedeelte van het programma werden niet-remanente markers gebruikt. Indien na een spanningsuitval gewenst wordt dat het proces verder gaat met de actie die tijdens de spanningsuitval actief was, dan moeten remanente markers gebruikt worden.

Automatische initialisatie bij het gebruik van remanente geheugens of holding relais
Bij een spanningsuitval zal de stap die actief was op het ogenblik van de uitval, bij het terug inschakelen van de PLC ook actief worden. Als we een automatisch initialisatieprogramma gebruiken waarbij de initialisatiemarker de eerste scan hoog is, of als we de PLC-functie gebruiken die bij de eerste scan een bepaalde marker hoog maakt, dan zullen er dus 2 stappen actief zijn, de ruststap en de stap die actief was bij de uitval.
Om dit ge voorkomen zal men een programma schrijven, waarbij al de stappen (markers)behalve de russtap gecontroleerd worden op toestand 0. Als aan die voorwaarde voldaan is, wordt er geïnitialiseerd. Meestal zal er ook een manuele initialisatie mogelijk zijn, want vaak is het de bedoeling, dat het proces verder gaat vanuit de stap waar gestopt is.

De volgende figuur geeft het initialisatieprogramma voor een programma met maximum 16 stappen: M 5.0 tot en met M 6.7.
Als al die stappen toestand 0 hebben zal aan de vergelijking MW5 = 0 voldaan zijn. Als de ingang van de manuele initialistie hoog is, zal de initialisatiemarker M 60.0 status 1 hebben en wordt er geïnitialiseerd. Was het programma gestopt midden in de cyclus, dan zal het programma herstarten vanuit die stap. De automatische initialisatie M60.0 zal niet hoog worden. De marker die je gebruikt om de ruststap te programmeren mag uiteraard niet tot het markerwoord 5 behoren want anders zal niet voldaan kunnen zijn aan de vergelijking MW5 = 0.

3.6.5 Oefeningen omvormen technologisch functiediagram naar PLC-programma
Oefening: Dahlander
Bouw het ladderdiagram en de instructielijst op van de dahlanderschakeling. Vertrek van het technologische functiediagram dat je hiervoor zag.

Oefening: verwarmingsinstallatie
Bouw het ladderdiagram en de instructielijst op van de verwarmingsinstallatie. Vertrek van het technologische functiediagram dat je hiervoor zag.

In het handboek vind je andere oefeningen.

3.7 Memoriseren van een actie (Stored action)

Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Wat is memoriseren van een actie?
In het PLC-programma met een RS-geheugen
Met bistabiele verbruikers

3.7.1 Wat is memoriseren van een actie?
Een actie moet gedurende meerdere opeenvolgende stappen uitgevoerd worden.
O M 64.1
O M 64.2
O M 64.3
O M 64.4
O M 64.5
= Q 124.3
Het programma kan op die manier nodeloos lang worden.
Het programma kan korter gemaakt worden door gebruik te maken van geheugenelementen zodat we niet elke stap waarbij de actie moet plaats grijpen moeten opnemen. Alleen de stap van het inschakelen en de stap van het uitschakelen komen dan voor in het programmadeel van de acties.

3.7.2 In het PLC-programma met een RS-geheugen
Op volgende tekening zal Q 124.3 inschakelen in stap 1 en uitschakelen in stap 6. Om dit in het programma te realiseren, maak je gebruik van een SR-geheugen.


3.7.3 Met bistabiele verbruikers
Je kunt ook gebruik maken van bistabiele verbruikers:

Oefening
Ontwerp het functiediagram om de persluchtcilinder gedurende stap 1 tot en met stap 5 te activeren.

Websites met cursussen pneumatica
Websites met firma's pneumatica

3.8 Voorwaardelijke actie (Conditional action)
Een voorwaardelijke actie duid je aan met de letter C (Conditional action). Een voorwaardelijke actie heeft alleen invloed op het programmadeel "Acties". Het programmadeel "Evolutie" blijft het zelfde.


3.9 Opstellen van een functiediagram met behulp van een signaaltijdsdiagram
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Uitgewerkt voorbeeld: slede met klauw
Oefening: Automatische cyclus A+ B+ B- A- (monostabiele ventielen)

3.9.1 Uitgewerkt voorbeeld: slede met klauw
We nemen terug het voorbeeld met de slede.
Laat ons aannemen, dat die slede een onderdeel is van een robot. Gedurende de volledige beweging moet de klauw van de robotarm iets vastklem­men. Het klauwmechanisme wordt met een persluchtcilinder aangedreven.


In volgende figuur stellen we de persluchtcilinder voor. Als de klauw geopend is, bevindt de cilinder zich in positie A-. Bij het klemmen wordt het monostabiel ventiel Y1 ingeschakeld via de PLC-uitgang Q 124.3. De cilinder beweegt uit : A+

Op het einde van de uitgaande beweging (A+) hebben we een eindstandschakelaar S4 geplaatst. Bij de studie van het signaaltijddiagram zullen we de reden verklaren.
(Om het diagram eenvoudig te houden, is er bewust met een aantal aspecten geen rekening gehouden.)

We verduidelijken het proces met een signaaltijddiagram:

Op het ogenblik t1 bedienen we de startdrukknop S1 (I 124.1).De motorcontactor K2 (Q 124.2) wordt bekrachtigd waardoor de slede naar rechts beweegt, van positie a naar positie b. Die beweging wordt voorgesteld door de dikke streep schuin naar boven.
Eveneens op het ogenblik t1 moet de klauw klemmen, daarom wordt het ventiel Y1 ingeschakeld.
De cilinderbeweging (A+) duurt een korte tijd van t1 tot t2, dit wordt weergegeven door de dunne streep schuin naar boven.

Op het ogenblik t3 bereikt de slede positie b, de sensor S3 (I 124.3) geeft dan een signaal aan de PLC. De slede beweegt automatisch terug naar links, van b naar a.Contactor K1 is dan bekrachtigd.Op tijdstip t4 komt de slede terug in punt a en de sledebeweging stopt.
Gelijktijdig moet de klauw openen. De perslucht van de cilinder wordt uitgeschakeld omdat het monostabiele ventiel de perslucht afsluit. De in-beweging van de cilinder (A-) duurt tot het tijdstip t5.

Uit dit signaaltijd-diagram kun je afleiden :

Een signaal aan de ingangen I 124.1, I 124.2 en I 124.3 hebben telkens een actie tot gevolg.
Het einde van de cilinderbeweging (tijdstippen t2 en t5) heeft geen invloed op een actie. We moeten er bijgevolg in het functiediagram geen rekening mee houden.
We leiden daar uit af dat er in het functiediagram 3 stappen zijn. Onder het signaal-tijddiagram duiden we die stappen aan .

Om stap 1 te starten zouden we eventueel als extra voorwaarde kunnen stellen dat de beweging A- beëindigd moet zijn. We moeten dan een eindstandschakelaar S4 (I 124 .4) bij de cilinder plaatsen. De overgangsvoorwaarde om van stap 0 naar stap 1 te evolueren wordt dan: I 124.1 & I 124.4

TOEWIJZINGSLIJST en FUNCTIEDIAGRAM
Toestel PLC-adres Commentaar
Ingangen S1 I 124.1 Start, NO
S2 I 124.2 Sensor b, pos R, NO
S3 I 124.3 Sensor a, pos L, NO
S4 I 124.4 eindstandsch.
Uitgangen K1 Q 124.1 Motor L
K2 Q 124.2 Motor R
Y1 Q 124.3 monost. ventiel

Als je dit functiediagram vertaalt naar een instructielijst krijg je:

INITIALISATIE
AN M 100.0
= M 100.5
A M 100.5
S M 100.0

EVOLUTIE
Stap 0 (rusttoestand)
A M 64.1
R M 64.0
A M 64.2
O M 100.5 (InitialisatieM)
S M 64.0

Stap 1
A M 64.2
R M 64.1
A M 64.0
A I 124.1
S M 64.1

Stap 2
A M 64.1
R M 64.2
A M 64.1
A I 124.2
A I 124.2
S M 64.2
ACTIES
A M 64.1 (Motor Rechts)
= Q 124.2
A M 64.2 (Motor Links)
= Q 124.2
O M 64.1
O M 64.2
= Q 124.3 (A+)

3.9.2 Oefening
Oefening Automatische cyclus A+ B+ B- A- (monostabiele ventielen)
Omschrijving
Twee persluchtcilinders moeten volgende cyclus afleggen : A+ B+ B- A-.
De automatische cyclus wordt gestart met een impuls aan I 0.0. Gebruik monostabiele ventielen.

Vervolledig het signaaltijddiagram.

Klik hier om een leeg signaaltijdsdiagram af te printen:


De toewijzingslijst
Toestel PLC-adres Commentaar
Ingangen S1 I 124.0 Start, NO
S2 I 124.1 Eindstandsahakelaar a0, NO
S3 I 124.2 Eindstandsahakelaar a1, NO
S4 I 124.3 Eindstandsahakelaar b0, NO
S5 I 124.4 Eindstandsahakelaar b1, NO
Uitgangen Y1 Q 124.0 A+
Y2 Q 124.1 B+
Vul het het technologisch functiediagram aan.

Technologisch functiediagram

Instructielijst
3.10 Niet lineaire sequenties of meervoudige sequenties
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Sequentie met keuze
Sequentie met sprong
Sequentie met herhaling
Gelijktijdige sequentie

3.10.2 Sequentie met keuze

Ofwel evolueer je naar pad A, ofwel naar pad B ofwel naar pad C...


Indien het technisch mogelijk is dat de overgangsvoorwaarden d en c gelijktijdig voorkomen, moet je vergrendeling voorzien om te voorkomen dat je gelijktijdig naar beide paden kunt evolueren:
Prioriteit bij een keuze. Als overgangsvoorwaarden d en c gelijktijdig kunnen voorkomen, zul je nu naar stap 5 evolueren.

VOORBEELD sequentie met keuze
Bij het voorbeeld van de slede willen we de keuze inbouwen om het proces automatisch of manueel te laten werken.
De keuze wordt gemaakt met een bistabiele schakelaar S4 (I 124.4). In gesloten stand wordt het proces automatisch doorlopen. In geopende stand krijgen we de manuele bewerking.
Automatisch: na het startsignaal van S1 (I 124.1) draait de motor rechts totdat sensor S2 (I 124.2) een signaal geeft. Na 10 s beweegt de slede terug naar links. Bij het berei­ken van de vertrekpositie a, S3 (I 124.3) sluit dan, wordt het proces stilgelegd.
Manueel: in grote lijnen hetzelfde als automatisch, maar als de slede bij de rechter beweging het punt b bereikt moet met een drukknop S5 (I 124.5) het commando gegeven worden om de slede terug naar links te doen bewegen.

OPLOSSING
Toewijzingslijst:

Toestel PLC-adres Commentaar
Ingangen S1 I 124.1 Start, NO
S2 I 124.2 Sensor b, pos Rechts, NO
S3 I 124.3 Sensor a, pos Links, NO
S4 I 124.4 Keuze Man/Aut, NO
S5 I 124.5 Terug Links, NO
Uitgangen K1 Q 124.1 Motor L
K2 Q 124.2 Motor R

Functiediagram

Instructielijst
We noteren alleen de stappen die betrekking hebben op de keuze:
Stap1
O M 100.2
O M 101.2
R M 100.1

A M 100.0
A I 124.1
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2

A M 100.1
A I 124.2
AN I 124.4
S M 100.2
Stap 12
A M 100.3
R M 101.2

A M 100.1
A I 124.2
A I 124.4
S M 101.2
Stap 3
A M 100.0
R M 100.3

A M 100.2
A I 124.5
O
A M 101.2
A T1
S M 100.3

Oefening Mixinstallatie
Omschrijving
Met deze installatie kunnen 2 producten gemaakt worden. De stand van S0 bepaalt welk product er geproduceerd wordt.
De fabricage van beide producten is grotendeels identiek.
Hetgeen identiek is, is grijs getypt.

Product 1
Start: druk op S1, klep A opent, product A komt in de mengkuip
Als er voldoende van product A in de kuip is, geeft sensor A een Signaal.Klep A sluit.

Klep B opent zodat product B in de kuip komt. Als er voldoende van product B in de kuip is, geeft sensor B een signaal. Klep B sluit.
Vervolgens zal de mixmoter 1 min werken.
Om de kuip te ledigen, wordtop drukknop S4 geduwd.
Product 2
Start: druk op S1, klep A opent, product A komt in de mengkuip
Als er voldoende van product A in de kuip is, geeft sensor A een Signaal.Klep A sluit.

Klep C opent zodat product C in de kuip komt. Als er voldoende van product C in de kuip is, geeft sensor C een signaal. Klep C sluit.
Vervolgens zal de mixmoter 2 min werken.
Om de kuip te ledigen, wordtop drukknop S4 geduwd.


In te vullen functiediagram:

Vul het technologisch functiediagram aan:

Scrhijf de instructielijst

3.10.3 Sequentie met sprong

Stap1
O M 100.2
O M 100.4
R M 100.1

.....
.....
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2

A M 100.1
A I 0.1
AN I 1.2
S M 100.2
Stap 3
A M 100.4
R M 100.3

A M 100.2
A I 0.3
S M 100.3
Stap 4
A M 100.5
R M 100.4

A M 100.1
AN I 0.1
A I 0.2
O
A M 100.3
A I 0.4
S M 100.4









Oefening Schijfbesturing
Omschrijving

Je kunt de schijf twee verschillende bewegingen laten uitvoeren.
Mogelijkheid 1 Mogelijkheid 2 OPLOSSING
Toewijzingslijst:
Toestel PLC-adres Commentaar
Ingangen S0 I 0.0 Keuzeschakeraar, NO
S1 I 0.1 Start, NO
S2 I 0.2 Eindstand a, NO
S3 I 0.3 Eindstand b, NO
S4 I 0.4 Eindstand c, NO
Uitgangen K1 Q 2.0 Motor R
K2 Q 2.1 Motor L

Functiediagram

Instructielijst
3.10.4 Sequentie met herhaling






Stap1
O M 100.2
R M 100.1

.....
.....
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2

A M 100.1
A I 0.2
O
A M 100.3
A I 0.1
S M 100.2
Stap 3
O M 100.4
O M 100.2
R M 100.3

A M 100.2
A I 0.3
S M 100.3
Stap 4
A M 100.5
R M 100.4

A M 100.3
A I 0.4
S M 100.4

Oefening Persluchtcyclus
Omschrijving

Een syclus moet 5 keer herhaald worden: A+..... B+C+ ..... A- ..... B-C-
Tussen elke actie is er 5 s pauze.
OPLOSSING
Toewijzingslijst:
Toestel PLC-adres Commentaar
Ingangen S I 124.1 Start, NO
Uitgangen Y1 Q 124.0 Zuiger A
Y2, Y3 Q 124.1 Zuigers B en C

In te vullen instructielijst
Maak gebruik van stored acions.

Functiediagram

Instructielijst
3.10.5 Gelijktijdige seguentie

Stap1
A M 100.2
A M 101.2
R M 100.1

A M 100.0
A ......
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2

A M 100.1
A I 0.0
S M 100.2

Stap 3
A M 100.4
R M 100.3

A M 100.2
A I 10.2
S M 100.3
Stap 12
A M 100.3
R M 101.2

A M 100.1
A I 0.0
S M 101.2

Stap 13
A M 100.4
R M 101.3

A M 101.2
A I 0.4
S M 101.3
Stap 4
A M 100.5
R M 100.4

A M 100.3
A I 0.3
O
A M 101.3
A I 0.5
S M 100.4

Oefening Menginstallatie
Omschrijving


Na het starten van het proces wordt gelijktijdig: Het gemeenschappelijk deel van het programma is gedaan.
Als beide vloeistoffen in de mengkuip zijn, zal de mengmotor gedurende 1 min. werken. Vervolgens wordt het eindproduct weggepompt met pomp 3. Een niveauschakelaar geeft een signaal als de mengkuip leeg is. Het proces is dan beëindigd.

Tip
Om te voorkomen dat één van de twee pompen blijft werken als het proces wacht om naar de gemeenschappelijke stap ge gaan, stuur je de pompen aan met een voorwaardelijke actie (conditional action). De bijkomende voorwaarde is dat het vat dat de pomp moet ledigen, niet leeg is.
OPLOSSING
Toewijzingslijst:

Toestel PLC-adres Commentaar
Ingangen S0 I 124.1 Start, NO
S1 I 124.2 Temperatuur A, NO
S2 I 124.3 Temperatuur B, NO
S3 I 124.4 Drukschakelaar A, NO
S4 I 124.5 Drukschakelaar B, NO
S5 I 124.6 Niveauschakelaar, NO
Uitgangen R1 Q 124.0 Verwarming A
R2 Q 124.1 Verwarming B
Pomp 1 Q 1242.2 Wegpompen A
Pomp 2 Q 1242.3 Wegpompen B
Mengmotor Q 1242.4 Menkuip
Pomp 3 Q 1242.4 Ledigen mengkuip

In te vullen functiediagram

Beschrijvend functiediagram

Technologisch functiediagram
Instructielijst
3.11 Starten en stoppen van de cyclus

Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Stoppen op het einde van de cyclus
Stoppen zonder geheugen
Stoppen met geheugen
Stoppen met afzonderlijke stopcyclus
Hardwarematig stoppen
Oefeningen

3.11.1 Stoppen op het einde van de cyclus

Wat?
Normale stop
Stop na de laatste fase van de cyclus
Bv.: Na de fase "driehoek" bij een sterdriehoek-schakeling
Bv.: Op het einde van de werkdag, als het laatste product volledig klaar is.

Hoe?
Na de laatste stap staat er een overgangsvoorwaarde die het proces terug in zijn ruststap brengt.

Opmerking: Al de vorige oefeningen en voorbeelden hebben een stop op het einde van de cyclus.

3.11.2 Stoppen zonder geheugen

Wat?
Bij elke fase kan je de cyclus stoppen.
Bij het herstarten, begin je terug met de 1e fase.
Het is een normale stop bij een aanloopprocedure. Bij een automatische sterdriehoekschakeling, bij een aanloop met aanloopweerstanden, bij het verplicht vertrekken in de laagste snelheid moet steeds bij de beginfase gestart worden. (Beginfase: sterstand, aanloopweerstanden ingeschakeld, laagste snelheid)
Kan een normale stop zijn of een noodstop.

Hoe?


De ruststap wordt geset door de STOP-ingang.
Elke stap behalve de ruststap wordt gereset door de STOP-ingang. Gevolg: al de acties stoppen.
Bij herstart via de START-ingang wordt de 1e stap actief vermits de ruststap geactiveerd werd.

3.11.3 Stoppen met geheugen

Wat?
De actieve acties worden uitgeschakeld.
Het proces kan niet verder evolueren.
Bij herstarten, worden de onderbroken acties verder uitgevoerd en evolueert het proces vanaf de laatst uitgevoerde fase.

Hoe?
Bij al de overgangen wordt de stopingang als EN-functie verknoopt. Het proces kan daardoor niet verder evolueren.

Evolutie verhinderen:


Elke actie wordt voorwaardelijk, de STOP mag niet bediend zijn.

Samengevat:


3.11.4 Stoppen met afzonderlijke stopcyclus

Wat?
Vaak moeten bij het bedienen van de stopdrukknop bepaalde acties uitgevoerd worden, sprongen gemaakt worden om de machine in een juiste volgorde stil te leggen. Hierdoor kunnen bepaalde ongelukken voorkomen worden.

3.11.5 Hardwarematig stoppen

Volgens de veiligheidswetgeving mag je een noodstop niet uitvoeren via een gewone PLC.
De noodstop moet de verbruikers uitschakelen met mechanische onderbrekingselementen zoals een contactor. Meestal gebruik je een veiligheidsrelais.
Op volgende figuur zie je dat bij het bedienen van de noodstop, een contactor de verbruikders uitschakelt. Dit noem je hardwarematig onderbreken.

3.11.6 Oefeningen

Oefening: stoppen zonder geheugen (Automatische cyclus A+ B+ B- A-)
We hernemen de oefening: Automatische cyclus A+ B+ B- A-, monostabiele ventielen. Herwerk de oplossing zodat bij het bedienen van de stop­schake­laar (NG) al de zuigers naar binnen schuiven. Bij herstarten begint het proces van de initiële fase.
Klik hier voor de het functiediagram en de instructielijst die je moet herwerken:

Oefening: stoppen met geheugen (Automatische cyclus A+ B+ B- A-)
We hernemen de oefening "Automatische cyclus A+ B+ B- A-, monostabiele ventielen". Herwerk de oplossing zodat bij het bedienen van de stopschakelaar (NG) al de zuigers in bewegen. Het programma kan niet verder evolueren. Bij ontgrendelen van de noodstop, gaat het proces verder van waar het gestopt was.

Oefening: Stoppen met afzonderlijk sequentie
We hernemen de oefening persluchtcyclus met herhaling.
Klik hier voor de figuur die het proces voorstelt:
Herschrijf het programma.
Deze cyslus wordt 5 maal herhaald.
Bij het bedienen van de stop moet het volgende gebeuren :

STAP Acties na stop
2 A- B- C-
3 B- C- en ne 2 s A-
4 A- B- C-
5 Onmiddellijk naar stap 0

Na uitvoering van de noodstopprocedure bevindt het programma zich in de initiële fase. Indien de noodstop ontgrendeld is, kan de cyclus van het begin terug aanvangen.


Vul het functiediagram aan.
Het blauwe deel is de uitbreiding om te stoppen.