3.2 Stappen of fasen
Wat is een stap?
Een proces kun je meestal opsplitsen in stappen.
Je kunt drie stappen onderscheiden:
Soorten stappen
3.3.1 Acties
3.4 Beschrijvend functiediagram
3.5 Technologisch functiediagram
3.6 Omzetten vormen van het technologisch functiediagram naar een PLC-programma
3.6.1 Principe
Om naar een stap te evolueren moet de vorige stap actief zijn.
3.6.3 De initialisatie
Mogelijkheid 3 van initialiseren vind je onder 3.6.4
3.6.4 Memoriseren of onthouden van een fase
Automatische
initialisatie bij het gebruik van remanente geheugens of holding relais
De volgende figuur geeft het initialisatieprogramma voor een
programma met maximum 16 stappen: M 5.0 tot en met M 6.7.
3.6.5 Oefeningen omvormen technologisch functiediagram naar PLC-programma
3.7 Memoriseren van een actie (Stored action)
3.7.1 Wat is memoriseren van een actie?
3.7.2 In het PLC-programma met een RS-geheugen
3.8 Voorwaardelijke actie (Conditional action)
Op het ogenblik t1 bedienen we de startdrukknop S1 (I 124.1).De motorcontactor K2 (Q 124.2) wordt bekrachtigd
waardoor de slede naar rechts beweegt, van positie a naar positie b. Die beweging wordt voorgesteld door de
dikke streep schuin naar boven.
Op het ogenblik t3 bereikt de slede positie b, de sensor S3 (I 124.3)
geeft dan een signaal aan de PLC. De slede beweegt automatisch terug naar links, van b naar a.Contactor K1 is dan bekrachtigd.Op tijdstip t4 komt de slede terug in punt a en de sledebeweging stopt.
3.10.2 Sequentie met keuze
Ofwel evolueer je naar pad A, ofwel naar pad B ofwel naar pad C...
OPLOSSING
Oefening Mixinstallatie
Oefening Menginstallatie
Tip
3.11.1 Stoppen op het einde van de cyclus
Wat?
Hoe?
Opmerking:
Al de vorige oefeningen en voorbeelden hebben
een stop op het einde van de cyclus.
3.11.2 Stoppen zonder geheugen
Wat?
Hoe?
3.11.3 Stoppen met geheugen
Wat?
Hoe?
Evolutie verhinderen:
3.11.4 Stoppen met afzonderlijke stopcyclus
Wat?
3.11.5 Hardwarematig stoppen
Volgens de veiligheidswetgeving mag je een noodstop niet uitvoeren via een gewone PLC.
3.11.6 Oefeningen
Oefening: stoppen zonder geheugen (Automatische cyclus A+ B+ B- A-)
Oefening: stoppen met geheugen (Automatische cyclus A+ B+ B- A-)
Oefening: Stoppen met afzonderlijk sequentie
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Wat is een stap?
Soorten stappen
Klik op de figuur om het proces te zien.
Achtereenvolgens zie je:
3.3 Acties, overgangen en overgangsvoorwaarden
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Acties
Overgangen en overgangsvoorwaarden
Vaak moeten er in een stap acties ondernmomen worden, bijvoorbeeld een machineslede die naar rechts moet bewegen.
Je geeft dat als volgt weer:
Soms moeten er meerdere acties in een stap gebeuren. Je kan dat op 2 manieren in een functiediagram weergeven:
3.3.2 Overgangen en overgangsvoorwaarden
Om van de ene stap naar de volgende te gaan moet er aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn.
Soms zijn er verschillene overgangsvoorwaarden. Die kunnen met een logische functie weergegeven worden. In het volgend voorbeeld evolueer je naar stap 15 als aan de voowaarden a EN b EN c voldaan zijn.
Stijdende (positieve) of dalende (negatieve) flank als voorwaarde:
Klik op de vorige figuur om een voorbeeld van een negatieve flank te zien.
Oefening: delen van een functiediagram
Welke delen worden op volgende figuur aangeduid?
Kies uit: ruststap of initiële stap, gewone stap, overgang met positieve flank, overgang met status 1, actie.
In het beschrijvend functiediagram wordt het proces zonder technische gegevens beschreven. Het is ook door niet-technici te begrijpen.
Als voorbeeld zie je het beschrijvend functiediagram van de sledebesturing.
Oefening: dahlanderschakeling
Als je op de startschakelaar drukt zal een dahlandermotor eerst 1 minuut met een lage rotatiefrequentie draaien. Daarna draait hij verder met de hoge rotatiefrequentie. Als de stopschakelaar bediend wordt, stopt de motor, het proces is afgelopen. Ontwerp het beschrijvend functiediagram.
Tip: Voor de hoge snelheid heb je 2 acties nodig.
Info over de dahlandermotor:
Oefening: verwarmingsinstallatie
Als je op de startschakelaar drukt en als het deurcontact van de oven gesloten is, schakelt de verwarming in. 15 sconden later, begint een ventilator te draaien. Als de temperatuur bereikt is schakelen de verwarming en de ventilator uit. Het proces is afgelopen. Ontwerp het beschrijvend functiediagram.
In het handboek vind je andere oefeningen.
In het technolgische functiediagram worden technische gegevens geplaatst, waardoor het mogelijk wordt het PLC-programma te schrijven.
Om het technologisch functiediagram te maken moet je eerst de in- en uitgangen vastleggen die je zult gebruiken om de schakelelementen en de actoren aan te sluiten. Dit doe je in de toewijzingslijst of adressenlijst.
Klik hier voor de slede met technische gegevens en de adressenlijst:
Oefening: dahlanderschakeling
Een dahlandermotor moet eerst 1 minuut met een lage rotatiefrequentie draaien. Daarna draait hij verder met de hoge rotatiefrequentie. Als een NG-eindstandschakelaar (I 0.2) bediend wordt, stopt de motor, het proces is afgelopen. Ontwerp het technologisch functiediagram.
Startschakelaar (NO): I 0.1
Lage snelheid: Q 2.1; hoge snelheid: Q 2.2 en Q 2.3
Het beschrijvend functiediagram heb je in een vorige oefening opgelost.
Info over de dahlandermotor:
Oefening: verwarmingsinstallatie
Als je op de startschakelaar (I 124.1) drukt en als het deurcontact van de oven gesloten (I 124.5) is, schakelt de verwarming (Q 124.1) in. 15 sconden later, begint een ventilator (Q 124.2)te draaien. Als de temperatuur bereikt is (I 124.2), schakelen de verwarming en de ventilator uit. Het proces is afgelopen. Ontwerp het technologisch functiediagram.
Het beschrijvend functiediagram heb je in een vorige oefening opgelost.
Oefening: start/stop met één drukknop
Een lamp (Q 124.3) moet met één drukknop (I 124.1) in- en uitgeschakeld worden. Ontwerp het technologisch functiediagram.
In het handboek vind je andere oefeningen.
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Principe
PLC-Programma
De initialisatie
Memoriseren of onthouden van een fase
Oefeningen omvormen technologisch functiediagram naar PLC-programma
Het PLC-programma splitsen we in 2 delen:
- de EVOLUTIE
- de ACTIES.
3.6.2 PLC-Programma
De EVOLUTIE
Klik hier voor het ladderdiagram waarbij dit is verduidelijkt :
Als een stap actief wordt, moet de vorige uitgeschakeld worden.
Klik hier voor het ladderdiagram waarbij dit is verduidelijkt :
Oefening:
Vorm het fuctiediagram om naar een ladderdiagram.
Oefening: instructielijst slede
Stel de instructielijst op van het functiediagram van de slede.
Als er bij de PLC de mogelijkheid bestaat om de S en de R-instructie van elkaar los te koppelen dan kun je best het programma schrijvan als volgt. Deze methode heeft als voordeel dat er steeds maar 1 stap actief is. Bij de vorige methode zijn er bij de scan waarbij de evolutie gebeurt, 2 achtereenvolgende stapmarkers met status 1. Bij sommige processen kan dat een probleem geven.
De ACTIES
Als je het vorige programma in de PLC brengt, zal het programma niet werken omdat bij het in run brengen van de PLC al de markers (ook de ruststap!) toestand 0 hebben.
Klik hier voor een figuur waarop dit verduidelijkt is :
We passen het programma aan zodat de ruststap bij het in "Run" brengen van de PLC, de ruststap toestand 1 krijgt.
Mogelijkheid 1
Bij het in werking stellen van het proces, bedien je een schakelaar die de ruststap activeert. In het voobeeld is die schakelaar aangesloten op I 124.7.
Mogelijkheid 2
We maken een klein pogramma waarbij een marker gedurende de eerste scan "1" wordt bij het in "Run" brengen van de PLC. Die initialistaiemarker is in het voorbeeld M 100.5
Volgende figuur toont een voorbeeld van een initialisatieprogramma.
Klik hier voor uitleg over het initialisatieprogramma :
Het volledige ladderdiagram met initialisatie, evolutie en acties:
In het evolutiegedeelte van het programma werden niet-remanente
markers gebruikt. Indien na een
spanningsuitval gewenst wordt dat het proces verder gaat met de actie die tijdens
de spanningsuitval actief was, dan moeten remanente markers gebruikt
worden.
Bij een spanningsuitval zal de stap die actief was op het
ogenblik van de uitval, bij het terug inschakelen van de PLC ook actief
worden. Als we een automatisch initialisatieprogramma gebruiken waarbij de initialisatiemarker de eerste scan
hoog is, of als we de PLC-functie gebruiken die bij de eerste scan een bepaalde
marker hoog maakt, dan zullen er dus 2 stappen actief zijn, de ruststap en de
stap die actief was bij de uitval.
Om dit ge voorkomen zal men een programma schrijven, waarbij
al de stappen (markers)behalve de russtap gecontroleerd worden op toestand
0. Als aan die voorwaarde voldaan is, wordt er geïnitialiseerd. Meestal zal er ook een manuele initialisatie mogelijk
zijn, want vaak is het de bedoeling, dat het proces verder gaat vanuit de stap waar gestopt is.
Als al die stappen toestand 0 hebben zal aan de vergelijking
MW5 = 0 voldaan zijn. Als de ingang van
de manuele initialistie hoog is, zal de initialisatiemarker M 60.0 status 1 hebben en wordt er geïnitialiseerd. Was het programma gestopt midden in de cyclus, dan zal het programma herstarten vanuit die stap. De automatische initialisatie M60.0 zal niet hoog worden. De
marker die je gebruikt om de ruststap te programmeren mag uiteraard niet tot het markerwoord 5 behoren want anders zal niet voldaan kunnen zijn aan de vergelijking MW5 = 0.
Oefening: Dahlander
Bouw het ladderdiagram en de instructielijst op van de dahlanderschakeling. Vertrek van het technologische functiediagram dat je hiervoor zag.
Oefening: verwarmingsinstallatie
Bouw het ladderdiagram en de instructielijst op van de verwarmingsinstallatie. Vertrek van het technologische functiediagram dat je hiervoor zag.
In het handboek vind je andere oefeningen.
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Wat is memoriseren van een actie?
In het PLC-programma met een RS-geheugen
Met bistabiele verbruikers
Een actie moet gedurende meerdere opeenvolgende stappen uitgevoerd worden.
O M 64.1
O M 64.2
O M 64.3
O M 64.4
O M 64.5
= Q 124.3
Het programma kan op die manier nodeloos lang worden.
Het programma kan korter gemaakt worden door gebruik te maken van geheugenelementen zodat we niet elke stap waarbij de actie moet plaats grijpen moeten opnemen. Alleen de stap van het inschakelen en de stap van het uitschakelen komen dan voor in het programmadeel van de acties.
Op volgende tekening zal Q 124.3 inschakelen in stap 1 en uitschakelen in stap 6. Om dit in het programma te realiseren, maak je gebruik van een SR-geheugen.
3.7.3 Met bistabiele verbruikers
Je kunt ook gebruik maken van bistabiele verbruikers:
Oefening
Ontwerp het functiediagram om de persluchtcilinder gedurende stap 1 tot en met stap 5 te activeren.
Websites met cursussen pneumatica
Websites met firma's pneumatica
Een voorwaardelijke actie duid je aan met de letter C (Conditional action). Een voorwaardelijke actie heeft alleen invloed op het programmadeel "Acties". Het programmadeel "Evolutie" blijft het zelfde.
3.9 Opstellen van een functiediagram met behulp van een signaaltijdsdiagram
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Uitgewerkt voorbeeld: slede met klauw
Oefening: Automatische cyclus A+ B+ B- A-
(monostabiele ventielen)
Eveneens op het ogenblik t1
moet de klauw klemmen, daarom wordt het ventiel Y1 ingeschakeld.
De cilinderbeweging (A+) duurt een korte tijd van t1
tot t2, dit wordt weergegeven
door de dunne streep schuin naar boven.
Gelijktijdig moet de klauw openen. De perslucht van de cilinder wordt
uitgeschakeld omdat het monostabiele ventiel de perslucht afsluit. De
in-beweging van de cilinder (A-) duurt tot het tijdstip t5.Een signaal aan de ingangen I 124.1, I 124.2 en I 124.3
hebben telkens een actie tot gevolg.
Het einde van de
cilinderbeweging (tijdstippen t2
en t5) heeft geen invloed
op een actie. We moeten er bijgevolg in
het functiediagram geen rekening mee houden.
We
leiden daar uit af dat er in het functiediagram 3 stappen zijn. Onder het signaal-tijddiagram duiden we die
stappen
aan .
Om stap 1 te starten
zouden we eventueel als extra voorwaarde kunnen stellen dat de beweging
A- beëindigd moet zijn. We moeten dan een eindstandschakelaar S4 (I
124 .4) bij de cilinder plaatsen.
De overgangsvoorwaarde om van stap 0
naar stap 1 te evolueren wordt dan: I 124.1 & I 124.4
Toestel
PLC-adres
Commentaar
Ingangen
S1
I 124.1
Start, NO
S2
I 124.2
Sensor b, pos R, NO
S3
I 124.3
Sensor a, pos L, NO
S4
I 124.4
eindstandsch.
Uitgangen
K1
Q 124.1
Motor L
K2
Q 124.2
Motor R
Y1
Q 124.3
monost. ventiel
Als je dit functiediagram vertaalt naar een
instructielijst krijg je:
INITIALISATIE
AN M 100.0
= M 100.5
A M 100.5
S M 100.0
EVOLUTIE
Stap 0 (rusttoestand)
A M 64.1
R M 64.0
A M 64.2
O M 100.5 (InitialisatieM)
S M 64.0
Stap 1
A M 64.2
R M 64.1
A M 64.0
A I 124.1
S M 64.1
Stap 2
A M 64.1
R M 64.2
A M 64.1
A I 124.2
A I 124.2
S M 64.2
ACTIES
A M 64.1 (Motor Rechts)
= Q 124.2
A M 64.2 (Motor Links)
= Q 124.2
O M 64.1
O M 64.2
= Q 124.3 (A+)
3.9.2 Oefening
Oefening Automatische cyclus A+ B+ B- A-
(monostabiele ventielen)
Omschrijving
Twee persluchtcilinders moeten volgende cyclus
afleggen : A+ B+ B- A-.
De automatische
cyclus wordt gestart met een impuls aan I 0.0.
Gebruik monostabiele ventielen.
Vervolledig het signaaltijddiagram.
Klik hier om een leeg signaaltijdsdiagram af te printen:
De toewijzingslijst
Toestel
PLC-adres
Commentaar
Ingangen
S1
I 124.0
Start, NO
S2
I 124.1
Eindstandsahakelaar a0, NO
S3
I 124.2
Eindstandsahakelaar a1, NO
S4
I 124.3
Eindstandsahakelaar b0, NO
S5
I 124.4
Eindstandsahakelaar b1, NO
Uitgangen
Y1
Q 124.0
A+
Y2
Q 124.1
B+
Technologisch functiediagram
Instructielijst
3.10 Niet lineaire sequenties of meervoudige sequenties
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Sequentie met keuze
Sequentie met sprong
Sequentie met herhaling
Gelijktijdige sequentie
Indien het technisch mogelijk is dat de overgangsvoorwaarden d en c gelijktijdig voorkomen, moet je vergrendeling voorzien om te voorkomen dat je gelijktijdig naar beide paden kunt evolueren:
VOORBEELD sequentie met keuze
Bij het voorbeeld van de slede willen we de keuze
inbouwen om het proces automatisch of manueel te laten werken.
De keuze wordt gemaakt met een bistabiele
schakelaar S4 (I 124.4). In gesloten stand wordt het proces automatisch
doorlopen. In geopende stand krijgen we de manuele bewerking.
Automatisch: na het startsignaal van S1 (I 124.1) draait de motor rechts totdat sensor S2 (I 124.2) een
signaal geeft. Na 10 s beweegt de slede terug naar links. Bij het bereiken van
de vertrekpositie a, S3 (I 124.3) sluit dan, wordt het proces stilgelegd.
Manueel: in grote lijnen hetzelfde als automatisch,
maar als de slede bij de rechter beweging het punt b
bereikt moet met een drukknop S5 (I 124.5) het commando gegeven worden om de
slede terug naar links te doen bewegen.
Toewijzingslijst:
Toestel
PLC-adres
Commentaar
Ingangen
S1
I 124.1
Start, NO
S2
I 124.2
Sensor b, pos Rechts, NO
S3
I 124.3
Sensor a, pos Links, NO
S4
I 124.4
Keuze Man/Aut, NO
S5
I 124.5
Terug Links, NO
Uitgangen
K1
Q 124.1
Motor L
K2
Q 124.2
Motor R
Functiediagram
Instructielijst
We noteren alleen de stappen die betrekking hebben op de keuze:
Stap1
O M 100.2
O M 101.2
R M 100.1
A M 100.0
A I 124.1
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2
A M 100.1
A I 124.2
AN I 124.4
S M 100.2
Stap 12
A M 100.3
R M 101.2
A M 100.1
A I 124.2
A I 124.4
S M 101.2
Stap 3
A M 100.0
R M 100.3
A M 100.2
A I 124.5
O
A M 101.2
A T1
S M 100.3
Omschrijving
Met deze installatie kunnen 2 producten gemaakt worden. De stand van S0 bepaalt welk product er geproduceerd wordt.
De fabricage van beide producten is grotendeels identiek.
Hetgeen identiek is, is grijs getypt.
Product 1
Start:
druk op S1, klep A opent, product A komt in
de mengkuip
Als er voldoende van product A in
de kuip is, geeft sensor A een
Signaal.Klep A sluit.
Klep B opent zodat product B in de kuip
komt. Als er voldoende van product B in de kuip is, geeft sensor B
een signaal. Klep B sluit.
Vervolgens zal de mixmoter 1 min werken.
Om de kuip te ledigen, wordtop drukknop S4 geduwd.
Product 2
Start:
druk op S1, klep A opent, product A komt in
de mengkuip
Als er voldoende van product A in
de kuip is, geeft sensor A een
Signaal.Klep A sluit.
Klep C opent zodat product C in de kuip
komt. Als er voldoende van product C in de kuip is, geeft sensor C
een signaal. Klep C sluit.
Vervolgens zal de mixmoter 2 min werken.
Om de kuip te ledigen, wordtop drukknop S4 geduwd.
In te vullen functiediagram:
Vul het technologisch functiediagram aan:
Scrhijf de instructielijst
Oefening Schijfbesturing
Omschrijving
Mogelijkheid 1
Mogelijkheid 2
OPLOSSING
Toewijzingslijst:
Toestel
PLC-adres
Commentaar
Ingangen
S0
I 0.0
Keuzeschakeraar, NO
S1
I 0.1
Start, NO
S2
I 0.2
Eindstand a, NO
S3
I 0.3
Eindstand b, NO
S4
I 0.4
Eindstand c, NO
Uitgangen
K1
Q 2.0
Motor R
K2
Q 2.1
Motor L
Functiediagram
Instructielijst
3.10.4 Sequentie met herhaling
Stap1
O M 100.2
R M 100.1
.....
.....
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2
A M 100.1
A I 0.2
O
A M 100.3
A I 0.1
S M 100.2
Stap 3
O M 100.4
O M 100.2
R M 100.3
A M 100.2
A I 0.3
S M 100.3
Stap 4
A M 100.5
R M 100.4
A M 100.3
A I 0.4
S M 100.4
Omschrijving
Een syclus moet 5 keer herhaald worden: A+..... B+C+ ..... A- ..... B-C-
Tussen elke actie is er 5 s pauze.
OPLOSSING
Toewijzingslijst:
Toestel
PLC-adres
Commentaar
Ingangen
S
I 124.1
Start, NO
Uitgangen
Y1
Q 124.0
Zuiger A
Y2, Y3
Q 124.1
Zuigers B en C
In te vullen instructielijst
Maak gebruik van stored acions.
Functiediagram
Instructielijst
3.10.5 Gelijktijdige seguentie
Stap1
A M 100.2
A M 101.2
R M 100.1
A M 100.0
A ......
S M 100.1
Stap2
A M 100.3
R M 100.2
A M 100.1
A I 0.0
S M 100.2
Stap 3
A M 100.4
R M 100.3
A M 100.2
A I 10.2
S M 100.3
Stap 12
A M 100.3
R M 101.2
A M 100.1
A I 0.0
S M 101.2
Stap 13
A M 100.4
R M 101.3
A M 101.2
A I 0.4
S M 101.3
Stap 4
A M 100.5
R M 100.4
A M 100.3
A I 0.3
O
A M 101.3
A I 0.5
S M 100.4
Omschrijving
Na het starten van het proces
wordt gelijktijdig:
Het gemeenschappelijk deel van het programma is gedaan.
Als beide vloeistoffen in de mengkuip zijn, zal de mengmotor gedurende 1 min. werken. Vervolgens wordt het eindproduct
weggepompt met pomp 3. Een niveauschakelaar geeft een signaal als de mengkuip leeg is. Het proces is dan beëindigd.
Om te voorkomen dat één van de twee pompen blijft werken als het proces wacht om naar de gemeenschappelijke stap ge gaan, stuur je de pompen aan met een voorwaardelijke actie (conditional action). De bijkomende voorwaarde is dat het vat dat de pomp moet ledigen, niet leeg is.
OPLOSSING
Toewijzingslijst:
Toestel
PLC-adres
Commentaar
Ingangen
S0
I 124.1
Start, NO
S1
I 124.2
Temperatuur A, NO
S2
I 124.3
Temperatuur B, NO
S3
I 124.4
Drukschakelaar A, NO
S4
I 124.5
Drukschakelaar B, NO
S5
I 124.6
Niveauschakelaar, NO
Uitgangen
R1
Q 124.0
Verwarming A
R2
Q 124.1
Verwarming B
Pomp 1
Q 1242.2
Wegpompen A
Pomp 2
Q 1242.3
Wegpompen B
Mengmotor
Q 1242.4
Menkuip
Pomp 3
Q 1242.4
Ledigen mengkuip
In te vullen functiediagram
Beschrijvend functiediagram
Technologisch functiediagram
Instructielijst
3.11 Starten en stoppen van de cyclus
Surf naar het gewenste item van dit deeltje:
Stoppen op het einde van de cyclus
Stoppen zonder geheugen
Stoppen met geheugen
Stoppen met afzonderlijke stopcyclus
Hardwarematig stoppen
Oefeningen
Normale stop
Stop na de laatste fase van de cyclus
Bv.: Na de fase "driehoek" bij een sterdriehoek-schakeling
Bv.: Op het einde van de werkdag, als het laatste
product volledig klaar is.
Na de laatste stap staat er een overgangsvoorwaarde die het proces terug in zijn ruststap brengt.
Bij elke fase kan je de cyclus stoppen.
Bij het herstarten, begin je terug met de 1e fase.
Het is een normale stop bij een aanloopprocedure. Bij een automatische sterdriehoekschakeling, bij een aanloop met aanloopweerstanden, bij het verplicht vertrekken in de laagste snelheid moet steeds bij de beginfase gestart worden. (Beginfase: sterstand, aanloopweerstanden ingeschakeld, laagste
snelheid)
Kan een normale stop zijn of een noodstop.
De ruststap wordt geset door de STOP-ingang.
Elke stap behalve de ruststap wordt gereset door de STOP-ingang. Gevolg: al de acties stoppen.
Bij herstart via de START-ingang wordt de
1e stap actief vermits de ruststap geactiveerd werd.
De actieve acties worden uitgeschakeld.
Het proces kan niet verder evolueren.
Bij herstarten, worden de onderbroken acties verder uitgevoerd en evolueert het proces vanaf de laatst uitgevoerde fase.
Bij al de overgangen wordt de stopingang als EN-functie verknoopt.
Het proces kan daardoor niet verder evolueren.
Elke actie wordt voorwaardelijk, de STOP mag niet bediend zijn.
Samengevat:
Vaak moeten bij het bedienen van de stopdrukknop bepaalde acties uitgevoerd worden, sprongen gemaakt worden om de machine in een juiste volgorde stil te
leggen. Hierdoor kunnen bepaalde ongelukken voorkomen worden.
De noodstop moet de verbruikers uitschakelen met mechanische onderbrekingselementen zoals een contactor. Meestal gebruik je een veiligheidsrelais.
Op volgende figuur zie je dat bij het bedienen van de noodstop, een contactor de verbruikders uitschakelt. Dit noem je hardwarematig onderbreken.
We hernemen de oefening: Automatische
cyclus A+ B+ B- A-, monostabiele ventielen. Herwerk de oplossing zodat bij het bedienen
van de stopschakelaar (NG) al de zuigers naar binnen schuiven. Bij herstarten
begint het proces van de initiële fase.
Klik hier voor de het functiediagram en de instructielijst die je moet herwerken:
We hernemen de oefening "Automatische cyclus A+ B+ B- A-, monostabiele ventielen".
Herwerk de oplossing zodat
bij het bedienen van de stopschakelaar (NG) al de zuigers in bewegen. Het programma kan niet verder evolueren. Bij ontgrendelen van de
noodstop, gaat het proces verder van waar het gestopt was.
We hernemen de
oefening persluchtcyclus met herhaling.
Klik hier voor de figuur die het proces voorstelt:
Herschrijf het programma.
Deze cyslus wordt 5 maal herhaald.
Bij het bedienen van de stop moet het volgende
gebeuren :
STAP
Acties na stop
2
A- B- C-
3
B- C- en ne 2 s A-
4
A- B- C-
5
Onmiddellijk naar stap 0
Na uitvoering van de noodstopprocedure bevindt
het programma zich in de initiële fase. Indien de noodstop ontgrendeld is, kan de cyclus van het begin terug
aanvangen.
Vul het functiediagram aan.
Het blauwe deel is de uitbreiding om te stoppen.